Doe de emmertest
De mate waarin je bodem waterdoorlatend is, hangt af van het bodemtype (vb. zand, leem of klei), de mate van verdichting en de hoogte van de grondwaterstand.
Hoe ga je aan de slag
- Graaf een gat van 30 cm x 30 cm x 30 cm met vlakke bodem
- Giet een emmer water in het gat om de bodem
- Wacht een halve tot hele dag
- Plaats in het gat een meetstok om het waterpeil op te meten
- Giet een emmer water (10l) in het gat. Het water zal ongeveer 10 cm hoog staan
- Meet de tijd die nodig is voor het water 10 cm gezakt is of voor het gat leeg is
- 10 cm water komt overeen met 100 mm. Om de doorlaatbaarheid te meten, deel je de 100mm door de tijd (in uur) nodig om leeg te lopen.

Vergelijk je waarde met de onderste tabel. Zo weet je of het voordelig is om een infiltratiezone in je tuin te voorzien.
Leeglooptijd | Doorlaatbaarheid | Infiltratiecapaciteit (mm/uur) | Infiltratie mogelijk? |
<20 min | Zeer goed | IC <300 | Zeer geschikt |
20 min – 1,5 uur | Goed | 67 < IC < 300 | Geschikt |
1,5u – 4,5 uur | Matig | 22 < IC < 67 | Geschikt |
4,5 uur | Slecht | IC < 22 | Minder geschikt voor infiltratie |
Komt jouw tuin niet in aanmerking voor infiltratie? Dan kan je nog steeds water bufferen. Dat betekent dat je water een tijdje opslaat in je tuin vooraleer het verder via riolering afstroomt. Een regenton is een zinvolle buffer. Als er een stortbui aangekondigd wordt, laat je de ton leegstromen. Na de stortbui wacht je tot je tuin is opgedroogd, en dan kan je het water uit je ton laten stromen en in de grond laten infiltreren.